Als Lucia op een koude dag uit school komt, heeft ze geen zin om direct naar huis te gaan. Ze klimt op de hooizolder van een schuurtje aan de rand van het dorp en kijkt van daar uit het winterse bos in. Dan ziet ze daar opeens een groot zilvergrijs hert tussen de bomen staan. Ze is zo gefascineerd door deze verschijning, dat ze het wegvluchtende hert achtervolgt.
Ondertussen begint het te sneeuwen en als ze na een hele tijd lopen beseft dat ze verdwaald is, ontdekt ze een klein houten huis tussen de sparrebomen. Het blijkt de woonplaats te zijn van Theun, een vreemde man, die totaal anders is dan de volwassenen die Lucia tot nu toe heeft ontmoet. Het zilvergrijze hert is een rendier, dat zijn stal heeft naast het huisje van Theun. Lucia brengt de rest van de middag en de avond door in het blokhuis van Theun, tot het eindelijk ophoudt met sneeuwen.
Dan brengt Theun haar naar huis in een echte arreslee, getrokken door het rendier. Na die ontmoeting weet Lucia voortaan beter hoe ze zichzelf kan blijven tussen de mensen die zich in het dagelijks leven met haar bemoeien.